U bent hier: Home - Taken - Bodemsanering - Handmatig graafwerk - Gevaarlijke stoffen

Printvriendelijke versie


Gevaarlijke stoffen


Tijdens het handmatig graven kan de werknemer in contact komen met verontreinigde grond of water. Daarin kunnen toxische stoffen of schadelijke micro-organismen aanwezig zijn. Blootstelling is mogelijk door huidcontact of door inademen van vrijkomende dampen. De risico’s ten gevolge van de aangetroffen verontreinigingen hangen samen met de toxische of fysische eigenschappen van de stoffen, met de concentraties in grond of grondwater en overige  omstandigheden zoals klimaat (temperatuur / wind) en werken op een plek waar de damp niet weg kan bijvoorbeeld een diepe put of in kelders of kruipruimtes. De mate van (te verwachten) blootstelling kan sterk variëren per project.
Blootstelling aan uitlaatgassen (dieselmotoremissies) van het materieel en eventueel aanwezig verkeer. Dieseluitlaatgassen (DME) staan op de lijst van kankerverwekkende stoffen en processen en kunnen longkanker veroorzaken. Blootstelling moet daarom zoveel mogelijk worden beperkt. Er geldt een verbodswaarde voor DME van 50 microgram elementair koolstof per m³ lucht en een streefwaarde van 0,16 microgram per m³. De verbodswaarde wordt in het algemeen niet overschreden.

Te nemen maatregelen:

Bronmaatregelen
  • Maatregelen op werken in of met verontreinigde grond zijn afhankelijk van de veiligheidsklasse van het werk. De volgende klassen worden onderscheiden: de basisklasse; 3 veiligheidsklassen met betrekking tot giftigheid (1T, 2T en 3T); 2 veiligheidsklassen met betrekking tot brand/explosie (1F, 2F) (zie CROW-publicatie 132: “Werken in of met verontreinigde grond”).
  • Zorg voor het opstellen van een V&G-plan / plan van aanpak afgestemd op de van toepassing zijnde klasse en voer het werk conform dit plan van aanpak uit (zie CROW-publicatie 132: “Werken in of met verontreinigde grond”).
  • Zorg dat een logboek op het werk aanwezig is en dat het wordt bijgehouden (voor op te nemen gegevens zie CROW-132).
  • Binnen de verontreinigde zone mag niet worden gewerkt door jeugdigen (beneden 18 jaar), zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven en door personen die niet beschikken over een geldige medische geschiktheidsverklaring.
  • Bij werken vallend in een T- of F-klasse dienen werknemers voor aanvang van de werkzaamheden te zijn gekeurd volgens het ‘Protocol arbeidsgezondheidskundig onderzoek’ (zie CROW publicatie 132).
  • Leidinggevenden op saneringsprojecten dienen de opleiding tot Deskundige Leidinggevende Projecten (DLP) te hebben gevolgd.
  • Zorg voor aanwezig zijn van deskundige gebeleiding (zie ook CROW publicatie 132): bij 1T en 2T ten minste MVK en indien nodig HVK; bij 3T altijd HVK en waar nodig andere deskundigen zoals arbeidshygiënist of bedrijfsarts. Zo nodig dient door een bedrijfsarts te worden vastgesteld of biologische monitoring noodzakelijk is.
  • Materieel moet zijn voorzien van een filteroverdruksysteem en klimaatbeheersing. Voor de klasse 3T geldt dat ook voor het transportmaterieel. Het gebruik van het filteroverdruksysteem is verplicht indien vluchtige stoffen, stof of aerosol vrijkomen of indien wordt gewerkt met CRM-stoffen.
  • In specifieke situaties kunnen andere voorschriften of regelgeving van toepassing zijn zoals bij aanwezigheid van asbest (bij asbest geldt klasse 3T) of bij werken in besloten ruimten. In voorkomende gevallen moet daarmee rekening worden gehouden.
  • Indien stofvorming mogelijk is het materiaal afdekken of bevochten (geldt onder andere bij aanwezigheid van asbest); een sproeiinstallatie met afdoende capaciteit dient daartoe aanwezig te zijn.
  • Zorg voor goede hygiënische omstandigheden, schaft- en sanitaire voorzieningen, met een duidelijke scheiding tussen de ruimte waarin wordt gepauzeerd en de ruimte waarin materiaal wordt opgeslagen. Bij de klasse 1T, 2T en 3T moet een drietrapssanitairunit met grens tussen schoon/vuil aanwezig zijn die dagelijks moet worden schoon gemaakt. In geval van asbest is ook een buitendouche noodzakelijk.
  • Zorg bij veiligheidsklasse T voor het aanwezig zijn van een was-/borstelplaats of waadgoot conform de voorschriften.
  • Zorg bij veiligheidsklasse T voor het aanwezig zijn van meetapparatuur om damp- of stofconcentraties te kunnen bepalen.
  • Zorg voor de vereiste voorlichting en onderricht van werknemers, afgestemd op de van toepassing zijnde veiligheidsklasse (voor inhoud zie CROW-publicatie 132). Houd hierbij rekening met anderstaligen.
  • Uitlaat verlengen naar boven.
  • Uitlaat van de werknemer af.
  • Motoren onderhouden en afstellen volgens schema / specificaties.
  • Al het groot materieel minimaal volgens Euro-4-norm.
  • Klein materieel een oxydatiekatalysator.
  • Groot materieel een zelfregenererend combifilter (CRT); een CRT moet in samenspraak met de leverancier op het motorvermogen worden afgestemd.

Collectieve maatregelen
  • Indien nodig bevochtigen van grond of afdekken om opwaaien van stof te beperken.
  • Bij hoge concentraties het werk zo nodig uitstellen todat de klimaatcondities gunstiger zijn (lagere temperatuur; meer wind).
  • Niet roken, eten en drinken op de werkplek en voor het eten of toiletbezoek in de kleedruimte overall, laarzen en handschoenen uitdoen en de handen goed wassen.
  • Zorg voor goede voorzieningen (onder andere warm water en zeep om de handen te kunnen wassen).

Individuele maatregelen
  • Overall van dicht geweven katoen voor meervoudig gebruik of wegwerp (CE categorie 3, type 4, 5 of 6), goede afsluiting en overslag, elastische afsluitingen mouwen en pijpen, geen doorsteken/zakken.
  • Werkhandschoenen afgestemd op de verontreiniging; type te kiezen in overleg met de deskundige. Bijvoorbeeld tricot handschoenen nitril gecoat, ventilerende rug, elastische manchet tenminste 7 cm, beschermingsniveau mechanische 4,2,2, (EN 388). Bij vluchtige stoffen en/of CRM-stoffen vaak handschoen van PVC, volledig gecoat, lange schacht, bescherminsniveau mechanisch 4,2,2,1 (EN 388) en chemisch 6,6,6,2 (EN 374).
  • Chemisch resistente laars, mechanische bescherming klasse S5 (EN 345). Bij voorkeur een lichte kleur.
  • De overall altijd over de laarzen en de handschoenen dragen.
  • Wegwerpsokken.
  • Bij schoonmaakwerkzaamheden een waterdichte (sanerings)overall (meervoudig gebruik of wegwerp) en een gelaatscherm bij kans op spatten.
  • Bij blootstelling aan stof of damp ni een concentratie hoger dan 20% van de grenswaarde moet de werknemer ook de beschikking hebben over ademhalingsbescherming. Het te gebruiken type bescherming en de noodzaak van gebruik wordt bepaald door de op het werk aanwezige deskundige.
  • Werknemers die moeten werken met onafhankelijk van de omgevingslucht werkende ademhalingsbeschermingsmiddelen, moeten geschoold en geïnstrueerd zijn in het gebruik hiervan en dienen te beschikken over een geldig gebruikscertificaat voor deze apparatuur.


Meer informatie
   
   
 

Download gehele taak als PDF

 
 
 

< terug naar vorige pagina