U bent hier: Home - Beroepen - Ovenbouwer - Onveiligheid

Printvriendelijke versie


Onveiligheid


Tijdens het werk kan de ovenbouwer vallen van een steiger of werkplateau, struikelen over voorwerpen of materialen en bekneld raken tussen stenen. Ook kan hij worden getroffen door vallende stenen of wegspringend gruis. Het werken met aangedreven gereedschap kan verwondingen veroorzaken. Bij het hakken, boren, zagen en slijpen kunnen wegspringende delen (oog-) letsel veroorzaken.

De belangrijkste risico’s zijn:
  • Arbeidsmiddelen
  • Besloten ruimten
  • Geraakt worden door voorwerp, aanrijdgevaar
  • Stoten, snijden, klemmen, knellen
  • Struikelen, uitglijden verstappen
  • Werken op hoogte


Te nemen maatregelen:

Bronmaatregelen
  • Zorg voor stevige steigers en werkplateaus voorzien van goede valbeveiliging.
  • Zorg dat het gereedschap waar nodig is voorzien van de vereiste beveiligingen; zorg dat deze ook worden gebruikt.
  • De werkzaamheden in de besloten ruimte mogen pas beginnen als met zekerheid is vastgesteld dat de situatie veilig is. Een visuele inspectie is verplicht. Hierbij wordt gelet op de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen en materialen die voor gevaarlijke situaties kunnen zorgen. Brandbare materialen dienen te worden verwijderd of te worden afgedekt met een branddeken.
  • Een deskundige (arbeidshygiënist of veiligheidskundige) moet aan de hand van metingen de concentraties zuurstof, giftige stoffen en brandbare of explosieve gassen in de ruimte bepalen. De ruimte mag pas worden betreden als de deskundige heeft vastgesteld dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    • de zuurstofconcentratie is 18 - 21 vol.%;
    • de concentratie explosieve en brandbare gassen en dampen is lager dan 10% van de onderste explosiegrens (LEL = Lower Explosion Limit);
    • de concentraties van giftige gassen, dampen, nevel en stof zijn lager dan de wettelijke grenswaarden.
    De benodigde meetinstrumenten zijn explosiemeters, gasdetectoren en zuurstofmeters. In verband met de gebruiksmogelijkheden en de veiligheid worden apparatuur voor continumetingen en apparatuur met akoestische signalen of lichtsignalen aanbevolen. Onder de garantie dat tijdens de werkzaamheden geen veranderingen optreden in de concentratie zuurstof of gevaarlijke stoffen, mag de ruimte zonder ademhalingsbeschermingsmiddelen worden betreden. Indien de kans aanwezig is dat tijdens het verblijf in de besloten ruimte (opnieuw) een onveilige situatie ontstaat, moet er tijdens de werkzaamheden continu worden gemeten.

Collectieve maatregelen
  • Regel dat voorafgaand aan het werk de randen zijn afgezet en de sparingen zijn dichtgelegd.
  • Zorg dat al het gereedschap tenminste één maal per jaar wordt gekeurd.
  • Zorg voor een goede veiligheidsinstructie voor de ploeg; zie toe op het naleven van de voorschriften.
  • Verstrek de noodzakelijke beschermingsmiddelen afgestemd op de risico's op het project:
    • onder andere een veiligheidshelm (NEN-EN 397).
    • veiligheidsschoenen (NEN-EN 345 met S3-codering).
    • een gelaatsscherm of veiligheidsbril en werkhandschoenen.
    • Pas bij het werken op hoogte (het metselen van schoorstenen) goede valbeveiliging toe (vallijnen, valnet).
  • Wanneer iemand zich in de besloten ruimte bevindt, moet buiten bij de toegang tot de besloten ruimte een werknemer permanent aanwezig zijn. Deze veiligheidswacht moet continu contact houden met de werknemer(s) in de besloten ruimte en met de toezichthouder.
  • In onderling overleg wordt afgesproken hoe contact wordt gehouden. Mogelijkheden zijn het gebruik van klopsignalen, treksignalen aan een reddingslijn, walkie-talkie, portofoons, mobiele telefoons of andere elektronische explosievrije communicatieapparatuur. Bij gevaar moet de veiligheidswacht onmiddellijk optreden. De maatregelen die genomen moeten worden bij de specifieke gevaren zijn vastgelegd in het bedrijfshulpverleningsplan. Hulpverleners mogen in geen geval onbeschermd de ruimte ingaan.

Individuele maatregelen
  • Gebruik het gereedschap volgens de voorschriften.
  • Regel het afzetten van de randen en het dichtleggen van sparingen.
  • Controleer regelmatig de veiligheid van het gereedschap. Vraag om vervanging als bijvoorbeeld de beveiliging niet goed functioneert of kabels of leidingen beschadigd zijn.
  • Gebruik de voorgeschreven beschermingsmiddelen.
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen die voor de specifieke situatie geschikt zijn, moeten beschikbaar zijn.


Wat zegt de wet- en regelgeving?
Meer informatie
   
   
 

Download gehele beroep als PDF

 
 
 

< terug naar vorige pagina